Je kunt het je nu nauwelijks meer voorstellen. Maar toen Bram in 1982 burgemeester werd, stond Rotterdam nog te boek als rauwe, vieze havenstad.
Industriële teloorgang had de stad op de rand van de financiële afgrond gebracht. Landelijke bezuinigingen maakten het nog moeilijker de begroting rond te krijgen. Duizenden mensen hadden hun baan in de haven verloren door automatisering en schaalvergroting. Bewoners in oude stadswijken kampten met sociale problemen en drugsoverlast. Op Perron Nul werd methadon verstrekt aan heroïneverslaafden.
Zo’n stad vraagt om onconventionele bestuurders, mensen die door de rauwe werkelijkheid licht aan de horizon zien. Bram was zo’n bestuurder, samen met zijn wethouders en Riek Bakker, directeur Stadsontwikkeling destijds.
Zij zagen de stad zoals die kon worden: een bruisende metropool met een levendige kunst- en cultuurscene, met mooie woonwijken en veel groen. Een stad waar mensen van heinde en verre zich thuis voelen, waar ondernemers de ruimte krijgen om te pionieren.
Die ruimte kregen ze, op de Kop van Zuid. Eind jaren ’80 nog een desolaat gebied. Het oude hoofdkantoor van de Holland Amerika Lijn (nu hotel New York) stond als vergane glorie tussen verlaten pakhuizen. Het monumentale Poortgebouw, Entrepotgebouw en douanekantoor (nu hotel Pincoffs) waren in onbruik geraakt. Bram zag daar de contouren van een nieuw stadshart. Hij zag het met eigen ogen verrijzen, met de Erasmusbrug als grootste blikvanger.
Voor de arbeiderszoon die professor, burgemeester en tenslotte minister werd, was tegenwind geen belemmering maar een uitdaging. Met charme en gevoel voor humor ging hij op zijn doel af. Toen de begroting niet rondkwam voor de bouw van de Erasmusbrug, zette hij een maquette neer op de kamer van minister Hanja Maij-Weggen. Ook zij zag de kracht van het ontwerp van Ben van Berkel en trok haar portemonnee. Ja, de brug was duur. Maar toen die er eenmaal lag, was hij onbetaalbaar. Precies wat Bram had voorspeld.
Voor de arbeiderszoon die professor, burgemeester en tenslotte minister werd, was tegenwind geen belemmering maar een uitdaging.
Zelf wimpelde hij al te grote complimenten weleens af. Als je eenmaal een visie had dan hoefde je daarna verder eigenlijk niet meer zoveel te doen. Je moest het dan alleen nog maar een beetje verspreiden, zei hij. Maar hij liep ook wel eens tegen muren op. Grootse plannen voor vliegveld Zestienhoven werden door Den Haag getorpedeerd. En zijn plan om van Rotterdam een stadsprovincie te maken, werd door de Rotterdammers van de kaart geveegd. Maar dat weerhield Peper er niet van om de stad in de vaart der volkeren op te stuwen.
Persoonlijk ging het hem ook niet altijd voor de wind. Zijn gezondheid liet soms te wensen over. Zijn modus operandi riep soms fikse weerstand op. En na zijn aftreden als minister vanwege de bonnetjesaffaire raakte hij in onmin met de PvdA en het stadsbestuur van Rotterdam. Gelukkig is die band hersteld en prijkt zijn portret alweer jaren op de burgemeestersgalerij in het stadhuis.
Partijgenoten waren altijd welkom voor een goed gesprek en welgemeend advies. Vriend en vijand zijn het er over eens dat Rotterdam veel aan hem te danken heeft. De stad heeft een groot, visionair bestuurder verloren. We zullen zijn scherpe geest en vriendschap ongelofelijk missen.
Ahmed Aboutaleb, burgemeester van Rotterdam.