gegeven op 4 mei 2022 bij de herdenkingsdienst in Gieten
‘Lieve schat, de tijd is gekomen dat ik voor goed en voor altijd afscheid van je moet nemen, ook van mijn kind en van vader en moeder.’
Dit is de eerste zin van de brief die Johannes Hovenkamp op 24 juni 1943 schreef, de dag dat hij op de Leusderheide zou worden geëxecuteerd. De brief is in zijn geheel te lezen in Nationaal Museum Kamp Amersfoort en is ook te beluisteren. De tranen lopen over je wangen als hij de liefde aan zijn vrouw, kind en ouders verklaart, wetende dat hij hen nooit meer zal zien.
De oorlog heeft talloze levens verwoest. Maar er werd nadien in veel families weinig over gesproken. Zwijgen en doorleven was het devies. Ook in onze familie werd er weinig over verteld. Die ene keer dat mijn opa erover vertelde was in 1995 in onze klas op de basisschool. 50 jaar na de bevrijding. Het waren heel korte zinnen. En hij had het er zichtbaar moeilijk mee. Maar vond het belangrijk om te doen. In mijn herinnering zei hij toen ook niet veel over zijn persoonlijke ervaringen.
Pas twee jaar geleden ben ik meer over mijn eigen familie te weten gekomen. Onderzoeksjournalisten Marjolein Knol en Hilde Boelema maakten de podcast De Hilte 11. Het adres waar onze familie toen leefde. Een boerderij, met mijn overgrootvader Geert, zijn vrouw Grietje, zoons Harm, Hendrik en Jan, dochter Lammie en jongste zoon Piet.
Wat ik niet wist, en wat velen niet geweten zullen hebben, is dat vlak over de grens 15 werk-, straf- en concentratiekampen waren. Met mijn ouders ben ik naar het herinneringscentrum in Esterwegen geweest, een van de 15 kampen. Daar in de Emslandkampen werden meer dan 100 duizend mensen te werk gesteld, gestraft, gevangen gehouden.
Één op de vijf gevangenen overleed in deze kampen
Het is moerassig gebied en stond bekend als Siberië van Duitsland. Je kunt er een stukje in lopen. En stel je dan de winter 44-45 voor. De vrieskou, de gure oosterwind, de ijzingwekkende bevelen. Greppels graven, vliegvelden bouwen, tanksleuven maken. De uitzichtloze ellende voltrekt zich voor je ogen.
Één op de vijf gevangenen overleed in deze kampen. Ruim 20 duizend onschuldige mensen. Niet door vergassing. Er waren geen gaskamers in deze kampen. Executies waren ook niet de belangrijkste oorzaak. Nee, vanwege mensonterende omstandigheden.
Doordat mensen 12-14 uren achtereen tot hun middel in het koude water sleuven moesten graven.
Doordat zij moesten leven op een beetje dunne soep en een half brood in de week.
Doordat zij ziek werden gemaakt.
Werden geluist in plaats van ontluist.
Als vee werden getransporteerd, dagenlang in ijskoude wagons.
Na elk transport bleven een aantal lijken achter.
Gezonde mannen, een heel leven voor hen, vonden zo een mensonwaardige dood.
Wat ik ook niet wist, is dat mijn opa en overgrootvader hun oorlogsverhaal eind jaren ‘80 hebben verteld aan het Drents archief. Ik heb ze beide teruggeluisterd.
In 1943 werden steeds meer jonge mannen opgeroepen om in Duitsland te komen werken, zo ook mijn opa Hendrik en zijn jongere broer Jan. Hun oudste broer Harm kreeg vrijstelling om op de boerderij te blijven werken. Maar Hendrik en Jan wilden niet voor de Duitsers werken en doken onder in Fryslân en Groningen. Op hun beurt kwamen er vier onderduikers bij mijn overgrootouders op de boerderij, eerst 2 broers uit Groningen, erna 2 uit Den Haag.
Najaar 1944 zijn ze verraden. De boerderij werd omsingeld met 60 man sterk. Dorpsgenoten stonden met geweren in de woonkamer. En pakten de onderduikers, mijn overgrootvader en zijn oudste zoon Harm op. Mijn overgrootvader keek de dorpsgenoten, iedereen kende elkaar immers, recht in de ogen en zei achteraf: ‘Ze schoamden zich zo…’
Het lukte mijn overgrootvader na 10 dagen verhoor in Assen zich vrij te kopen, maar waarin hijzelf slaagde, lukte voor zijn zoon niet. Harm kwam niet vrij en werd naar Amersfoort vervoerd. Ook mijn opa Hendrik werd even later op zijn onderduikadres opgepakt en belandde in een Duits werkkamp.
5 mei 1945 was nog niet voor iedereen Bevrijdingsdag
5 mei Bevrijdingsdag, dat moeten we vieren. Maar wat ik me ook niet realiseerde, was dat 5 mei 1945 geen feest was voor velen in Nederland. Ook niet voor de familie Nijboer. Drie zoons waren nog niet terug.
Jan kwam gelukkig vrij snel terug uit Fryslân. Maar mijn opa was er nog niet. Hij had vele ontberingen doorstaan. Werd onder erbarmelijke omstandigheden te werk gesteld in kamp Schwarzer Weg Wilhelmshaven. Kreeg geelzucht, werd letterlijk doodziek. Kon niet meer lopen en werd door medegevangenen gedragen naar Emden. Daar belandde hij op de boot naar Delfzijl met honderden uitgemergelde mannen. De Duitsers hadden besloten dit schip tot zinken te brengen om zo de gruweldaden te verhullen. De dienstdoende kapitein besloot gelukkig in samenwerking met de burgemeester van Delfzijl hiertoe niet over te gaan. Anders was ik er nooit geweest.
Rtv Noord maakte de indringende documentaire ‘Terug uit Wilhelmshaven’ waar Geertje Gierman, destijds een 23-jarige verpleegkundige in Delfzijl, vertelt hoe afschrikwekkend het was dat in zo’n korte tijd van gezonde mannen geraamtes waren gemaakt: ‘De ene brulde het uit van de pijn, de ander lag machteloos terneer… Je kon de leeftijd ook niet schatten.’
Daarin had ze meer dan gelijk. Een verhaal dat mijn opa wél vertelde, en dat hem altijd hevig beroerde, was dat hij op karren, liftend, fietsend en lopend uit Delfzijl terugkwam in Gieterveen.
Toen hij in het dorp aan kwam en zei dat hij Hendrik Nijboer was, werd hij eerst niet geloofd. Zijn zus Lammie en zijn ouders werden erbij gehaald. Ze keken hem aan, maar herkenden hem niet, zo uitgemergeld was hij. 23 jaar was hij en hij woog nog maar 38 kilo. “Ken je je eigen broer en zoon niet meer?”. Pas toen ze zijn stem hoorden, sloten ze hem in hun armen.
En Harm? De oudste zoon? Ik begon deze lezing met de brief van Johannes Hovenkamp die hij schreef op de dag van zijn executie in kamp Amersfoort. Ook van de broer van mijn opa is er een brief:
‘Terwijl ik dit schrijf zit ik in de trein op reis naar Duitsland. Alles is met mij in goeden welstand. Ik hoop van u hetzelfde. In Amersfoort ging het ook wel. Waar we heen gaan in Duitsland weten we niet, maar ik zal alle mogelijkheden in het werk stellen om zo spoedig mogelijk te schrijven. Verder Gods zegen, tot kijk, met vele groeten van Harm.’
Hij bleek op weg naar Neuengamme, om erna naar verschillende Emslandkampen te worden getransporteerd.
Terug naar Nationaal Monument Kamp Amersfoort. Onder de oude rozentuin waar gevangenen werden gemarteld -de rozentuin dankt de naam aan het prikkeldraad- staat een groot scherm met namen van gevangenen die in Amersfoort waren en zijn omgebracht. Als je Nijboer intypt, zie je een foto van een jongeman oplichten. Een knappe kerel met das, de haren strak achterover gekamd, stoer kijkend. 22 jaar toen hij in 1944 uit Gieterveen vertrok.
Harm, de broer van mij opa, kwam zoals mijn overgrootvader het verwoorde ‘nooit weer terug’.
We mogen het niet vergeten. Het verhaal blijven vertellen van het leed dat gewone Drenten en Groningers is aangedaan. Een van de redenen dat bij ons in de familie er zo weinig over werd gesproken is ook omdat de Joodse bevolking zoveel erger is aangedaan. Wat ontegenzeggelijk waar is. Laat dat echter geen reden zijn om aan het andere immense leed, de vrijheidsberoving, de ziektes en ontberingen geen aandacht te schenken. Zo zei mijn andere opa Voorintholt – die ook was ondergedoken, opgepakt en te werk gesteld in Duitsland – altijd dat voor hem geen aandacht nodig was, “want Hendrik had het veel erger gehad”. Maar ook hem zijn jaren leven in vrijheid afgepakt.
Ik eindig met de meest indrukwekkende toespraak die ik als Kamerlid meemaakte. President Zelensky sprak ons op 31 maart toe en waarschuwde toen dat mensen na 36 dagen dreigen te wennen aan de oorlog. Dat het routine dreigt te worden.
Maar deze oorlog in Europa gaat elke dag door. Iedere dag onschuldige burgers, worden vrouwen verkracht, steden en dorpen geplunderd. De oorlog is nu 70 dagen gaande. Ook hier moeten we stelling blijven nemen. Voor onze vrijheid en de menselijke waardigheid.
Het was een bijzondere eer om vandaag in Gieten de 4 mei lezing te mogen verzorgen. Ik dank de aanwezigen, mijn familie, het organiserend comité en in het bijzonder Albert Kupers. Vaak aangekondigd als voormalige buurjongen van mijn opa en oma, maar bovenal een vriend die samen met zijn vrouw Geertje hun hele leven mijn grootouders hebben bijgestaan.
Dank u wel.