Spreiding van inkomen, kennis en macht. Het kabinet den Uyl draaide er niet om heen. Jos van Kemenade werd in dat kabinet in 1973 minister van Onderwijs & Wetenschappen. Hij ging dus over de kennis. En hij had er, zoals Wim Kan in een oudejaarsconferentie zei, ook voor doorgeleerd. Joop den Uyl haalde de jonge hoogleraar onderwijssociologie uit Nijmegen. Toen hij belde zei Jos, altijd bedachtzaam, “Minister, daar vraagt u me wat. Mag ik wat bedenktijd?” Waarop de beoogde premier, een tikje knorrig, zei: “Zal ik dan maar over een uurtje terugbellen?”
De wetenschapper ontpopte zich razendsnel tot een politieke bestuurder. Ideeën omzetten in werkelijkheid, dat ging het om. We weten echt al heel lang dat kinderen, die opgroeien in een gezin waar de ouders maar beperkte onderwijskansen kregen, met een achterstand de school binnenkomen. We weten dat een te vroege selectie talent onbenut laat. De hiërarchische opbouw van het voortgezet onderwijs versterkt de ongelijke deelname, de scheve verdeling van kansen.
Wat terug kijkend vooral opvalt is hoe de minister de dialoog met het onderwijs opzocht. Hij had weliswaar zijn opvattingen en die droeg hij ook nadrukkelijk uit. Maar hij was de eerste, en voorlopig ook de laatste, minister van onderwijs de een debat met alle betrokkenen aanging over de toekomst van het hele onderwijs. Zijn discussienota ‘Contouren van een toekomstig onderwijsbestel’, kortweg ‘de Contourennota’ ging naar alle scholen, alle ouderorganisaties, de onderwijsvakbonden. De staatsdrukkerij maakte overuren. De nota leidde tot een hartstochtelijk debat. De minister stond elke avond wel ergens in een zaaltje.
Als het onderwijsbeleid van de vorige eeuw beschreven wordt zal blijken dat er een periode was vòòr van Kemenade en de tijd erna. Wie nu de Contourennota ter hand neemt, een kleine halve eeuw later, zal verbaasd zijn over actualiteit van de agenda die er in wordt beschreven. Dat is een groot compliment voor van Kemenade, maar het zegt ook iets over het onvermogen van de onderwijspolitiek om structurele hervormingen door te voeren, aan consensus te bouwen voor de langere termijn.
Jos was nog maar een half jaar minister of hij stond al op de stoep van het Groninger stadhuis. Ons linkse College was een jaar onderweg, ons onderwijsbeleid stond nog in de grondverf. De minister was 37, de wethouder 27. “Jongens waren we – maar aardige jongens. Al zeg ik ’t zelf.” (Nescio). Wat vanaf die dag begon was een persoonlijke vriendschap die tegelijk politieke kameraadschap was. Een schaars goed in en buiten de partij.
Kleuteronderwijs en lagere school werden basisschool, de aandacht voor onderlinge verschillen van kinderen groeide, net als de bestrijding van achterstanden. Algemeen aanvaarde pedagogische noties en bewuste keuzes om gelijkheid van kansen te versterken gingen hand in hand. Waar de nieuwe basisschool een breed gedragen concept bleek, sloeg bij de voorstellen voor de hervorming van het voortgezet onderwijs politiek de vlam in de pan. Werd nog wel breed erkend dat een min of meer definitieve schoolkeuze op twaalfjarige leeftijd te vroeg was, de keuze van het kabinet den Uyl voor een middenschool voor 12 tot 16 jarigen stuitte op fel en hardnekkig verzet. Die te vroege keuze, de te scherpe scheiding tussen beroeps- en algemeen vormend onderwijs, de aansluiting die Jos zocht bij de nieuwe basisschool, maakte dat hij een echte hervorming noodzakelijk vond. Of je nu later met je handen of met je hoofd ging werken, er was een bredere basis nodig voor alle leerlingen. Het debat werd, vooral van VVD-zijde als snel vergiftigd, een Telegraafkop uit die tijd luidde: “VVD schrikt van onderwijsplan: Socialistisch spuitje bedreigt schooljeugd.”
Het is eigenlijk nog een wonder dat er in dit politieke klimaat experimenten plaats konden vinden in het land met zulke heterogene, brede middenscholen, o.a. in Amsterdam – Zuid Oost en in Groningen. Die scholen lieten zien dat, net als in het basisonderwijs leerlingen met verschillende capaciteiten en interesses bijeen gehouden konden worden, waardoor niet al op twaalfjarige leeftijd hun toekomst feitelijk hoefde te worden vastgelegd. Er was uiteindelijk in het parlement geen meerderheid voor algehele invoering.
Jos heeft het nog meegemaakt dat vrij recent onderwijsorganisaties opnieuw het debat openden hoe we een te hiërarchisch onderwijssysteem zo kunnen inrichten dat het alle leerlingen eerlijke kansen biedt. Hij hoopte dat ook de PvdA het debat opnieuw niet zou schuwen. Als het dan niet met een geheel nieuw schooltype zou kunnen, dan zou de basisschool tenminste met twee jaar kunnen worden verlengd. Een voorstel van hem en mij haalde het bij de opstelling van ons vorige verkiezingsprogramma niet.
Door de ongekende felheid van het middenschooldebat lijkt het nu (ook in de herdenkingsartikelen deze dagen) alsof Jos van Kemenade vooral de man van de middenschool was. Dat was hij ook. Maar zijn onderliggende drijfveren waren niet alleen kansengelijkheid, brede toerusting voor iedereen. Door al zijn opvattingen, voorstellen en publicaties liep een rode draad: emancipatie. Van zijn proefschrift “De katholieken en hun onderwijs” tot zijn enorme inzet voor de moedermavo, de volwasseneneducatie, de Open Universiteit, het onderwijsvoorrangsbeleid, altijd ging het om toerusting, volwaardig deel kunnen nemen. Het waren die paar woorden die boven de samenvatting van de Contourennota stonden die hem in essentie kenmerkten: meer mensen mondig maken.
Hij was ten diepste met de democratie en de publieke zaak verbonden. Ook toen hij geen minister meer was. Wanneer het me in onze oppositiebankjes te weinig productief werd, zei ik een keer: “Jos, ik geloof niet dat ik hier gelukkig word.” Zijn antwoord tekende zijn plichtsbesef: “Jacques, het is niet de functie van de Tweede Kamer der Staten Generaal om jouw gelukkig te maken.”
Toen hij uiteindelijk de landelijke politiek verliet, de universiteit van Amsterdam ging leiden, vervolgens burgemeester werd van Eindhoven, Commissaris van de Koningin in Noord-Holland, voorzitter van de Raad voor het Openbaar bestuur, steeds opnieuw zocht hij de volle democratie, niet alleen voor wie er voor doorgeleerd had. Als voorzitter van Nederlands Centrum voor Buitenlanders bleef hij zich inzetten voor het volwaardig kunnen deelnemen van migranten en hun kinderen. Nederlands leren, natuurlijk. Maar ook respect voor hun identiteit. Wat katholieken had geholpen bij hun emancipatie, vrijheid van onderwijs en vrijheid van godsdienst, mag islamitische Nederlanders niet worden onthouden.
Hij leefde en dacht met me mee. Toen ik staatssecretaris van onderwijs werd en opnieuw probeerde door de invoering van de basisvorming het onderwijsgebouw aan de leerlingen aan te passen, in plaats van andersom. En leed me mee toen opnieuw bleek, na mijn vertrek van O&W, dat de onderwijspolitiek het funderend onderwijs geen perspectief kon bieden. Verkregen consensus verdampte in opnieuw oplaaiende politieke strijd.
Als fractievoorzitter tijdens het eerste kabinet Kok, kon ik altijd bij hem terecht. Solidair waar het kon, maar kritisch waar het moest. A man for all seasons.
En geleidelijk kwamen er de jaren waarin hij van uiterst actief deelnemer, betrokken toeschouwer werd. Minister van Staat. Maar ook, zoals zo velen, met de beperkingen van een ouder worden lijf. Na de dood van Annie, zijn vrouw, vond hij het zwaar. Maar zijn geest bleef helder. We keken samen niet alleen vaak terug, maar hij bleef een baken voor progressieve politiek, voor gelijkberechtiging, voor een sociaal-democratie die weerbaar moest zijn, radicaal om fundamentele ongelijkheid te bestrijden. En hij bleef de intelligente, constructieve man met veel humor. Leermeester en inspirator.
Jacques Wallage.
Steun onze docenten en blijf op de hoogte
Steun onze strijd en blijf op de hoogte van al onze acties, ideeën en activiteiten omtrent leraren.